Vijf jaar na afloop van mijn stage keerde ik terug naar hetzelfde verpleeghuis. Een schokkende ontdekking: ik kende niemand meer. Alle bewoners van destijds waren overleden. Voor het eerst voelde ik wat het betekende om met ouderen te werken: de dood is nooit ver weg.
Rudolf Otto schrijft in zijn beroemde boek ‘Het Heilige’ (1917) over ervaringen die indruk maken, eerbied afdwingen, mensen confronteert met iets dat groter is dan zij kunnen bevatten. Deze ervaringen, die voor hem ‘heilig’ zijn, zijn zowel angstaanjagend als fascinerend tegelijk. Het is precies wat ‘dood’ voor mij is. Een beetje angstig, want onbekend. En fascinerend omdat het raakt aan het mysterie van het leven.
Als geestelijk verzorger word ik geroepen bij mensen die sterven. Hun kamer binnen gaan maakt altijd diepe indruk, het voelt als ‘Heilige Grond’ die ik betreed. Van te voren weet ik nooit wat ik aantref. Goed luisteren en vooral voelen is heel belangrijk. Aandacht hebben voor wat er is. Er zijn. Ik heb afgeleerd om te denken dat ik van alles moet doen, alhoewel ik soms heel praktisch boterhammen smeer voor wakende familieleden.
”Goed luisteren en vooral voelen is heel belangrijk.”
Geregeld is meer begeleiding nodig, meestal omdat men elkaar niet kan loslaten, er angst is voor de dood, of onbekendheid met het stervensproces. Ik probeer een sfeer van rust te creëren waarin het wat beter uit te houden is. Vooral door mensen te laten vertellen, ze te laten voelen dat niets gek is, te duiden wat er speelt. Een enkele keer vraagt men om een afscheidsritueel.
Omgaan met stervende mensen en hun naasten raakt me. Het is bijzonder dat ik zo dichtbij mag komen. Aanwezig zijn vlak voor, tijdens of na het overlijden is heel intiem. Mensen zijn dan helemaal zichzelf. Het is ontroerend om te zien hoe mensen elkaar in liefde loslaten. Geregeld pink ik zelf ook een traantje weg. Niet zelden is er – naast verdriet – ook dankbaarheid voor een mooi leven, of blijdschap omdat iemand die verlangde naar de dood eindelijk rust heeft.
”Het is bijzonder dat ik zo dichtbij mag komen.”
Helaas is er soms ook onmacht, bijvoorbeeld omdat de stervende de dood niet accepteert, of omdat er onvoltooide kwesties zijn die pijn doen. Het doet mij evenzo zeer als naasten het niet kunnen uithouden bij de stervende, en hem of haar alleen laten. Ik probeer daar wel in te sturen, maar kan niet alles oplossen.
Een enkele keer vang ik als het ware een glimp op van ‘voorbij de dood’. Laatst vertelde een vrouw me dat ze haar overleden man had gezien en dat hij haar kwam halen. Dit ‘sterfbedvisioen’, zoals het in de literatuur heet, gaf haar de rust en het vertrouwen om zich over te geven.
Ik zie veel als geestelijk verzorger, maar neem het niet mee naar huis. Wel betrap ik mezelf er op dat ik mijn man en kinderen extra vastpak na een ‘zware’ dag. Ik leef meer in het nu. Omdat ik weet dat mijn geluk ineens voorbij kan zijn.
Door Marieke Schoenmakers (Dit artikel is eerder verschenen in ‘E-zin & zorg’ van Actiz, nr. 30)
Marieke Schoenmakers is geestelijk verzorger bij Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ). Hiervoor heeft ze vijf jaar in de ouderenzorg gewerkt. In haar blogs deelt ze informatie en ervaringen over wat ze meemaakt. Dat kun je hier lezen.