Een delier is verwardheid, die binnen enkele uren of dagen ontstaat. Iemand met een delier kan opgewonden of onrustig zijn, of juist stil en teruggetrokken. Bij mensen in de laatste levensfase komt een delier best vaak voor. Hoe verzorg je een naaste met een delier?
Bij een delier kan het gedrag en de reactie van je naaste anders zijn dan je gewend bent. Je naaste is onrustig, begrijpt je niet, geeft vreemde antwoorden en ziet soms dingen die er niet zijn. Voor jou is dat lastig, want je kunt het gevoel krijgen dat je hulp wordt afgewezen, maar bedenk dat de ander niets kan doen aan de verwardheid.
Wat kun je doen?
• Als je naaste dingen ziet, hoort of ruikt die er niet zijn, ga daar niet tegenin. Geef aan hoe je de werkelijkheid ziet en ontken noch bevestig de beleving van je naaste. Als dit geen effect heeft laat het onderwerp dan rusten.
• Laat je naaste zo min mogelijk alleen; ook aanwezig zijn zonder iets te doen kan steun geven.
• Spreek in korte eenvoudige zinnen en stel korte vragen.
• Bied zoveel mogelijk herkenningspunten aan: vertel de patiënt waar hij/zij is, benoem dag en tijdstip en zeg wie je bent en wat je komt doen.
• Geef je naaste zicht op een klok en een kalender.
• Zorg voor goede verlichting, doe ’s nachts eventueel een lampje aan.
• Wek geen achterdocht door te fluisteren of deuren op slot te doen.
• Let op juiste inname van de medicatie. Blijf erbij tot de medicatie is ingenomen.
• Geef veranderingen in de situatie zo snel mogelijk door aan de behandelende arts.
Lees ook:
Wat doet de huisarts bij palliatieve zorg?
Als je ongeneeslijk ziek bent, krijg je palliatieve zorg. Wat is dat eigenlijk?